image/svg+xml

Wim Kuypers: 'Met de tankmelkerij hebben we een enorme stap vooruit gemaakt'

Verhaal

Wim Kuypers: 'Met de tankmelkerij hebben we een enorme stap vooruit gemaakt'

Plaatje bij verhaal: tankwagen.jpg

'In Boekelo heb ik heel veel werk verzet om de tankmelkerij van de grond te krijgen. De meeste boeren molken wel machinaal, maar vingen de melk nog op in ketels die ze in de melkbussen overgoten. Er was een pilot in Nederland om op vijf plaatsen in het land gekoelde melk op boerderijen te realiseren. Dat was hard nodig, want de bewaarcondities op boerderijen waren zoals gezegd vrij dramatisch. Ook het melkrijden naar de fabrieken hield te wensen over. De landbouwconsulenten dr. Schipper uit Wageningen en Van Rossum, de latere Overijsselse gedeputeerde, hebben zich er hard voor gemaakt om in Overijssel ook zo’n pilot uit te voeren. In de Flevopolder met die grote boerderijen waar men overal op stal molk, was dat niet zo moeilijk. Juist hier was het een experiment. Timmerman en zijn bestuur in Boekelo vroegen zich al langer af hoe ze van dat melkrijden konden afkomen en de melkkwaliteit konden verbeteren. Toen de mogelijkheid van het proefproject zich voordeed was men er als de kippen bij om daaraan mee te doen. Zo is dat project opgepakt, met de nodige scepsis van de boeren. Zij moesten een eigen melklokaal krijgen. De kleine boeren met twee, drie koeien zagen wel aankomen dat dit einde verhaal zou zijn. Er was dus behoorlijk wat weerstand. Ook vanuit de agrarische sector kwamen kritische geluiden: moest zo’n klein fabriekje model staan voor deze innovatie?

Het begon in 1965. We zijn van start gegaan samen met fabrieken in Dronrijp, Venlo, de Flevopolder en Lutjewinkel in Noord Holland. We zijn gelijk opgetrokken, maar bij ons ging het allemaal een beetje anders omdat wij veel meer en kleinere leveranciers hadden. Ook de verkaveling van de bedrijven was veel slechter. Men bezat vaak overal en nergens stukjes land. Soms moest er ver van huis worden gemolken. De week erop liepen de koeien weer op een ander stuk grond. Die melk moest opgevangen en naar de boerderij vervoerd worden. Boeren die aan huis konden melken met een melkleiding op stal hadden het een stuk gemakkelijker. Die slechte verkaveling was dus een enorme belemmering om het tankmelken hier van de grond te krijgen. Toch hebben we het met vereende krachten en geweldige medewerkers voor elkaar gekregen. We kregen flink wat subsidie. Dat was ook wel nodig, want het was niet echt rendabel zoals het moest gebeuren.

We hebben aan de pilot gewerkt tot en met 1969. We moesten eerst veel kennis verzamelen over koelmachines, bewaartijden en noem maar op. De fabriek kocht de melktanks voor de boeren. Daar kwam ook de subsidie terecht. Een deel van de investering, waar de individuele boer niet direct baat bij had, kwam voor rekening van de fabriek. De boeren betaalden over de rest gebruikshuur voor de tanks. Dat was een goede regeling die ook model heeft gestaan voor latere ontwikkelingen bij de Ormet. De boeren moesten zelf de verbouwing bekostigen. Ik ging iedere zaterdagmorgen met een bouwkundige een stel bedrijven af. Er moest een tekeningetje gemaakt worden hoe we de tank zouden neerzetten, alsmede een kostenberekening. Dat overlegden we met de boer. Per bedrijf waren er grote verschillen te zien. Op het Boekelerhof op de voormalige bedrijven van Van Heek staan nog van die gebouwtjes met rode pannen. Van Heek wilde dat de boerderijen bleven zoals ze waren en heeft melkkamertjes in stijl van het landgoed laten bouwen. Wel fraai, maar niet goedkoop! Ligboxenstallen waren er toen praktisch nog niet. Veel boeren in Boekelo en Losser zijn later alsnog op een ligboxenstal met melklokaal overgestapt. Zij hebben dus een tussenstap gemaakt.

Ik heb veel gesprekken met gemeenten gevoerd over hoe we die boerderijen die nog aan een zandweg lagen met tankwagens konden bereiken. De stroom- en watervoorziening op de boerderijen diende ook verbeterd, want die melktanks moesten wel blijven draaien en goed schoongemaakt kunnen worden. Op sommige plaatsen was er nog geen waterleiding. Soms werd ik wel eens verrast door de slechte sanitaire situaties en andere voorzieningen op met name de meest afgelegen bedrijven. Dat is in die tijd drastisch verbeterd. Toen we het voor elkaar hadden, waren drie dingen bereikt: we hadden een veel betere kwaliteit melk, de boerderijen waren bereikbaar voor de tankauto’s en de voorzieningen op de boerderij waren op peil gebracht. Zonder dat we dat allemaal voorzien hadden, is er dus een enorme stap vooruit gemaakt.

Een gevolg van het tankmelken was dat veel boeren gestopt zijn. De kleinere boeren snapten wel dat ze zonder melktank niet verder konden. “Wat wil je dan?” “Ja, doormelken.” “Wil je je melk zelf naar de fabriek gaan brengen, met alle risico’s van dien?” Hier in de omgeving waren soms straten waaraan mensen woonden die allemaal een paar koeien hadden als bijverdienste. Elke morgen werden de paar melkbussen aan de weg gezet. Dat kon zo echt niet meer. Bijna al die kleine leveranciers zijn ermee opgehouden. Er waren weinig alternatieven naast de levering aan de coöperatie. Ze hadden te weinig melk om deze zelf te verkopen.

De melkontvangst is vanwege het tankmelken drastisch veranderd. De melk uit de bussen hoefde niet meer bus voor bus uitgestort en gewogen te worden. De rijdende melkontvangst kwam elke twee, drie dagen bij de boer op het erf om de melk op te halen. De tankwagens beschikten over een eigen melkmeter. Die registreert de hoeveelheid liters die in de tank terecht komen. Deze meting was aan wettelijke regels gebonden. De meting moest plaatsvinden in kilo’s. In de nieuwe situatie gebeurde dit dus in liters. Het heeft veel moeite gekost dit voor elkaar te krijgen. Zo hebben we hoge eisen gesteld aan de meetinrichting en het bepalen van de exacte omrekeningsfactor van liters naar kilo’s. Deze is ongeveer 1,03 kg/liter. Een meetinrichting waarbij de ontluchting van de opgepompte melk niet goed functioneerde gaf een onjuist beeld van de geleverde kilo’s melk.

Alles was nieuw en moest worden uitgeprobeerd. De ambtelijke controles waren intensief. Dit gold ook voor de regelgeving over de bemonstering van de melk op vet- en eiwitgehalte. Dat gebeurde nu door de chauffeurs. Die kregen daarvoor een speciale cursus. Bij de fabriek werd de melk alleen nog afgeleverd. Tegenwoordig leveren de boeren soms tienduizend liter melk in één keer. Die melk wordt per leverantie automatisch bemonsterd. Op de fabriek en nu ook al op de boerderijen ter plekke kan men direct constateren of de melk verontreinigd is met bijvoorbeeld antibiotica. Als dat het geval is, hoeft de wagen niet eens meer naar de fabriek te komen om gelost te worden!'

 

Trefwoorden:Zuivelfabriek, Project Streekcultuur, Omgeving
Periode:1965-1970
Locatie:Boekelo
Thema's:Zuivelfabriek

Reacties

Er zijn nog geen reacties op dit item

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.