image/svg+xml

Johan te Lintelo: “Al wat aan de koe mankeert, mag mijn vrouw overkomen”

Verhaal

Johan te Lintelo: “Al wat aan de koe mankeert, mag mijn vrouw overkomen”

Plaatje bij verhaal: 002_0.jpg

'Sinds ik 20, 21 jaar was, zat ik al in de handel. Ik handelde in paarden, koeien, varkens. Alles heb ik gedaan. Varkens stuurde ik rechtstreeks naar de slacht. Dat was gewoon commissiehandel. Toen ik begon gebeurde dat nog op basis van het ruwe gewicht, later op basis van geslacht en geclassificeerd gewicht. Je leverde ze gewoon bij de slager af. Als er veel vet aan zat, kreeg je er weinig voor. Maar ik handelde vooral in koeien. Ik ging veel bij boeren in Twente en de Achterhoek langs. Ik kwam zeker bij wel honderd boeren. Vee dat ik gekocht had, liet ik door veerijders bij de boeren ophalen: Leferink uit Haaksbergen, Langeweer uit Rietmolen, Grootzevert uit Beltrop, dat waren allemaal particuliere vervoerders. Dan gaf ik op waar ze moesten zijn. Ik kon zelf niet meer dan vijf, zes koeien vervoeren in mijn eigen wagentje.

Ik deed veel zaken met Joden. Als ik ligkoeien had, die niet meer in de benen konden komen, belde ik naar Pagrach in Holten. Die haalde ze op met de vrachtwagen. Vroeger kochten de joden veel vette kalveren, die blank vlees moesten hebben. In die tijd moesten slachtkoeien vet zijn. Dan had je kwaliteit. Vóór de oorlog kwam er een joodse handelaar regelmatig bij ons langs. Hij kocht alleen stieren. De Bollenjood noemden ze hem. Hij kon vloeken! Na de oorlog kwam hij bij ons: “Hier is de Bollenjood weer!” Maar het vloeken had hij wel afgeleerd.

Melkvee heb ik wel wat in gehandeld, maar dat stond mij niet aan. Het bedrog wat je met melkvee hebt, komt voor rekening van de boer. Als je een koe voor eerlijk verkoopt, dan moet hij ook eerlijk zijn. Bij ons in de buurt had je een vrouw en die kon niet meer lopen. Ze lag op de bank. Haar man stond in Hengelo op de markt. Daar had je heel vroeger, voor mijn tijd, ook een markt. Hij verkocht een koe aan zijn buurman. “Is die koe eerlijk?” Hij zei: “Al wat aan de koe mankeert, mag mijn vrouw overkomen.” Die boer verongelukte zowat in het achterhuis, want die koe schopte vreselijk. Hij ging naar die buurman: “Man, die koe van je heeft mij zowat doodgeslagen!” Zegt die vent: “Je weet toch wel dat mijn vrouw niet lopen kan. Ik wou dat mijn vrouw schoppen kon met de benen.” Zo’n boer was dat.

Als handelaar kwam ik bij veel boeren over de vloer. De meeste boeren stonden wel open voor verandering, anderen niet. Jonge boeren kregen op school nieuwe inzichten mee. Er zei eens een boer tegen mij: “Als die jongens naar de Landbouwschool zijn geweest, moet er van alles komen. Er is geen betalen meer aan!” Er moesten trekkers, machines enzo komen. Sommige mensen konden dat niet betalen. De rente was in die tijd wel 10, 12 procent. Maar de jeugd wilde wel groter. Ik ken een boer uit Isidorushoeve die 40 koeien melkt. Hij heeft een eigen bedrijf en zegt: “Ik wil het niet groter hebben. Ik heb het goed.” Sommigen zeggen: “Je moet wel.” Maar van wie dan?'

Trefwoorden:Veehandel, Project Streekcultuur, Omgeving
Periode:1950-1970
Locatie:Boekelo
Thema's:Veehandel

Reacties

Er zijn nog geen reacties op dit item

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.